Geschreven door Kim van der Sluijs, GZ-psycholoog K&J bij Koraal – Juni 2022
Afgelopen week hoorde ik Kay schreeuwen. Ik trof zijn persoonlijk begeleider en een groepsleidster die hem vanuit een kalm brein probeerden te kalmeren. Ze straalden vanuit rust uit dat ze er voor hem zijn. Kay bleef daardoor in contact, ook al was hij onrustig.
Vervolgens kwam een derde collega (Jane) naar me toe. Ze had de tranen in haar ogen staan en ik zag dat ze pijn had aan haar hand en arm. Kay had haar een rake trap gegeven. Ik besluit haar te vragen naar de gang te komen en sta stil bij haar pijn, gevoel, maar ook bij wat ze nodig heeft. Alleen het gegeven dat we hier even bij stil hebben gestaan, is voor haar al voldoende.
Ik loop terug naar Kay en merk dat hij al iets rustiger is. Hij kan eigenlijk nooit benoemen wat de reden is van zijn boosheid, zo ook vandaag. Ik had wel een idee, want er gebeurt sinds twee weken weer heel veel in zijn leven. Om die reden besluit ik het te vertalen voor hem, niet direct richting hem, maar indirect via groepsleiding: “Ik weet dat Kay niet boos wilt worden, maar ik weet ook hoe moeilijk de afgelopen twee weken voor hem geweest moeten zijn. Ik denk dat hij zich zoveel zorgen maakt, dat dit gedrag soms gebeurt zonder dat hij dat wil…”
Ik zie zijn ogen naar me kijken, terwijl ik alleen groepsleiding aankijk. Ik zoek vervolgens voorzichtig oogcontact en ik zie het laatste beetje boosheid uit zijn ogen verdwijnen, terwijl hij zijn hoofd verstopt in zijn shirt door het omhoog te trekken. Hij is weer rustig.
Kay knuffelt zijn persoonlijk begeleider en zegt “sorry, ik wil zo niet doen”. Och jongen, dat weten we toch…
En dan komen we uit op zijn hechting. Kay’s spijt is oprecht, maar durft hij alleen te uiten richting zijn persoonlijk begeleider en mij. Zou hij weten dat wij er ook ondanks zijn boosheid voor hem (‘moeten’) zijn (als zijn pb’er en regiebehandelaar)? En is hij bang dat Jane hem wel afwijst?
Ik besluit ook dit richting hem te vertalen: “We weten dat jíj niemand pijn wilt doen, maar je je gedrag soms niet onder controle hebt. Wat je wel onder controle kunt hebben, is hoe je dit vervolgens oplost met iemand.”
“BOEIUH!” was zijn antwoord en ik richt me weer richting groepsleiding. “Het lijkt nu alsof het Kay niets interesseert, maar ik denk dat hij het moeilijk vindt om nu naar Jane toe te gaan. Misschien is hij bang dat Jane boos is op hem. We laten hem nu even met rust, maar ik weet zeker dat als hij het contact met haar opzoekt, Jane sowieso niet boos is.”
Een halfuur later staat Jane op mijn kantoor. Ze vertelde dat hij naar haar inmiddels rood geworden hand had gekeken, vervolgens voorzichtig oogcontact zocht, haar ‘goede’ hand vastpakte en sorry zei… “Mag ik je knuffelen?” had hij twijfelend gevraagd. “Natuurlijk, ik ben niet boos op jou als persoon”, was haar antwoord geweest.
Aan het einde van de dag liep ik terug naar de groep. Ik gaf hem een dikke duim. “Ze is niet boos op mij, Kim!” zei hij meteen.
Dat weet ik, wat fijn dat jij dat nu ook weet én ervaren hebt…
Kim van der Sluijs – Juni 2022